Home | IJsbeer - Ursus maritimus | Alfabetisch Register |
||||||||||
Leefgebied | Voortplanting | |||||||||||
|
||||||||||||
Rondom de Noordpool |
1-4 jongen |
|||||||||||
Leefomgeving | Draagtijd | |||||||||||
pakijs in de buurt van vast land |
7-9 maanden |
|||||||||||
Voedsel | Leeftijd | |||||||||||
Zeehonden, zeevogels, rendieren, bessen en vis |
25-30 jaar |
|||||||||||
Lengte en gewicht | Bijzonderheden | |||||||||||
lengte |
|
|||||||||||
Van een afstandje lijkt een ijsbeer soms hartstikke klein. Zelfs dichtbij vergeten we soms hoe groot de beer is totdat hij op zijn achterpoten gaat staan. Ze kunnen zich zelf zover uitrekken dat hun neus net zover komt als hun voorpoten. Je begrijpt, ijsberen hebben een lange nek. De langste ijsbeer ooit gemeten was 2,8 meter, van het puntje van zijn neus tot het einde van zijn staart. De zwaarste ijsbeer die ooit is gevonden woog 1002 kilo. |
![]() |
![]() |
Overigens is het niet de vetlaag die de ijsbeer warm houdt. Anders dan andere dieren op de Noordpool, zoals de zeeleeuw, is voor de ijsbeer de vacht veel belangrijker. Het vet is niet goed verdeeld over het lichaam, want het zit vooral rond de heupen. De belangrijkste functie van het vet is energiebron in tijden dat de beer weinig voedsel vindt of in de winterslaap van de vrouwtjes. De vacht en het vet samen zorgen er voor dat de lichaamstempe-ratuur van de ijsbeer precies hetzelfde is als dat van jou: 37 graden Celsius. |
|||||||||
IJsberen hebben vier grote poten (klauwen) die wel 30 centimeter groot kunnen zijn. De gigantische poten werken als sneeuwschoenen. Door de breedte wordt het gewicht van de ijsbeer verdeeld zodat ze zelfs over dun ijs kunnen lopen. De ijsbeer heeft o-benen. Hun tenen en nagels wijzen naar binnen. Dit zorgt er voor dat ze met hun zware lichaam niet uitglijden op het gladde ijs of sneeuw. Een gladde helling neemt de beer vaak glijdend op zijn buik, met gestrekte ledenmaten. Tussen elke twee tenen is een klein beetje huid, daardoor lijkt de poot een beetje op de staart van een zeehond. Hierdoor kan de ijsbeer makkelijker in het water zwemmen. Hij haalt een snelheid van zo'n 10 kilometer per uur in het water, en houdt dat lang vol. Een ijsbeer kan zo'n 96 kilometer achter elkaar zwemmen! Overigens kunnen ze 4,5 meter diep duiken. Tijdens het zwemmen worden alleen de lange haren nat, de dichte vacht daaronder blijft droog. |
||||||||||||
Een ijsbeer gebruikt zijn 42 tanden om eten te vangen, stukken vlees af te kluiven en andere beren bang te maken. | Als hij zwemt doet hij zijn neusgaten dicht en zijn ogen open.
Hij gebruikt alleen zijn voorpoten om te zwemmen. De achterpoten doen niets. Met de open ogen en gesloten neusgaten duiken de ijsberen helemaal onder water en kunnen dit 2 minuten, zonder opnieuw adem te halen, uithouden. IJsberen zijn veel tijd in het water. Hun lange nek maakt het mogelijk goed te zien waar ze heen gaan. Mannetjes en vrouwtjes hebben verschillende soorten nekken. De nek van een vrouwtje is smaller dan haar kop, net zoals bij mensen. Een mannetje heeft echter zo'n sterke en grote nek, dat deze groter is dan zijn kop. |
IJsberen kauwen niet veel op hun eten. Het liefst slikken ze grote stukken eten in één keer naar binnen. | ||||||||||
Een drachtig vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven. Bij de geboorte zijn de jongen onge-veer 600 gram zwaar en 25 centimeter lang. De oogjes zitten dicht en de diertjes zijn bedekt met dun haar. |
De paringstijd is van maart tot juni, met een piek in april. De ijsbeer kent een verlengde draagtijd, en het embryo komt waarschijnlijk pas in oktober of november in ontwikkeling. Er zijn meestal 2 jongen, die in december of januari in een sneeuwhol worden geboren. Een enkele keer worden één tot vier welpen geboren. Het hol wordt gegraven in een sneeuwheuvel, op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is. Na een tunnel bevindt zich de kraamkamer. |
Soms bevinden zich meerdere kamers in een hol, maar meestal slechts eentje, waarin het ijsbeervrouwtje overwintert. Het hol bevindt zich over het algemeen op het vasteland, aan de kust, maar soms wordt het gegraven op het pakijs. De jongen verlaten het hol voor het eerst in maart of april, als ze ongeveer drie maanden oud zijn. Ze wegen dan ongeveer negen tot elf kilogram. De moedermelk is rijk aan vetten en calorieën. De jongen worden 1-3 jaar gezoogd en worden na 24 tot 28 maanden onafhankelijk. Na drie tot zes jaar zijn ze geslachtsrijp. |
Alleen het vrouwtje zorgt voor het jong. Mannetjesberen worden gemeden, aangezien deze de welpen kunnen doden. Vrouwtjes zijn volgroeid als ze vijf à zes jaar oud zijn, mannetjes pas na acht tot tien jaar. |
|||||||||