|
 |
Volwassen vrouwtjes en jonge dieren zijn meestal lichtgrijs tot bruin-grijs met donkere vlekken die de gemarmerde schijn geven aan de rugzijde en aan de zijkanten.
Grote volwassen mannetjes zijn over het algemeen licht tot grijs van kleur.
Zij liggen vaak roerloos op een plek te wachten in plaats van te gaan jagen in het open water. Zij zuigen hun prooi naar binnen en slikken hem in, in plaats van deze in stukken te bijten. Door hun borstvinnen in verschillende standen te plaatsen kunnen zij roerloos in het water blijven hangen of voorzichtig achteruit zwemmen. |
 |
Bek en kieuwen vormen een krachtig zuigorgaan waarmee zij zelfs prooien op grotere afstand naar zich toe kunnen trekken.
Zij hebben niet veel tanden in hun kaken, maar beschikken over sterke beenplaten in hun keelholte waarmee zij hun prooi kunnen fijnmalen.
Met hun krachtige kieuwspieren kunnen zij zich bij gevaar in rotsspleten vastklampen. |
Jonge soorten zijn overwegend vrouwelijk, maar worden mannelijk als zij groter worden. Jonge baarzen beginnen als tweeslachtig en groeien met ongeveer 1 kilo per jaar.
Met 3 kilo, als zij vrouw zijn, is de baars volwassen. Als het gewicht 10-12 kilo bedraagt, worden zij man. Volwassen mannetjes kunnen harems van 3-15 vrouwtjes hebben in hun territorium.
|
|
|